Gepubliceerd op 23/01/25
Het pensioendossier, dat centraal staat in de regeringsonderhandelingen onder leiding van Bart De Wever, roept veel discussie en bijsturingen op. De nieuwste supernota van de formateur bevat ambitieuze hervormingen, maar is afgezwakt ten opzichte van eerdere versies om consensus te vinden onder de partijen van Arizona.
De nota stelt nieuwe voorwaarden voor vervroegde pensionering voor. Momenteel kunnen werknemers op 60-jarige leeftijd met vervroegd pensioen gaan na 44 loopbaanjaren. Voortaan zal dit mogelijk zijn na 42 loopbaanjaren, op voorwaarde dat elk jaar minstens 234 effectief gewerkte dagen omvat. De andere voorwaarden (vervroegd pensioen vanaf 63 jaar met 42 loopbaanjaren of vanaf 61 jaar met 43 loopbaanjaren) blijven ongewijzigd, al wordt de definitie van een “loopbaanjaar” aangepast. Vanaf 2025 zal een loopbaanjaar 156 dagen (zes maanden) omvatten in plaats van de huidige 104 dagen (vier maanden), waarschijnlijk met een overgangsperiode om de impact van deze maatregel te verzachten.
De pensioenleeftijd van militairen en het personeel van de NMBS, momenteel respectievelijk 56 en 55 jaar, wordt vanaf 2027 elk jaar met één jaar verhoogd tot deze gelijk is aan de algemene pensioenleeftijd voor andere werknemers en ambtenaren.
Gelijkgestelde periodes, zoals werkloosheid of brugpensioen, zullen geleidelijk worden beperkt in hun bijdrage aan de pensioenberekening. Vanaf 2027 mogen deze periodes niet meer dan 50% van een loopbaan uitmaken, met een jaarlijkse verlaging van deze grens tot 20% in 2033.
Voor ambtenaren zal het referentieloon voor de pensioenberekening geleidelijk verschuiven van de laatste 10 jaar naar de volledige loopbaan (45 jaar) tegen 2062. Deze overgang gebeurt in jaarlijkse stappen vanaf 2027.
Een systeem van “bonus-malus” wordt ingevoerd. Werknemers die voor de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen gaan zonder 35 volledige loopbaanjaren te hebben, zullen verminderingen ondergaan van 2% (vanaf 2026) tot 5% (vanaf 2040) per jaar vervroeging. Daarentegen zal een vergelijkbare bonus worden toegekend aan degenen die na de wettelijke pensioenleeftijd blijven werken.
Ten slotte zal er een aanvullend pensioen worden ingevoerd voor statutaire ambtenaren zodra hun wettelijke pensioenen gelijkgesteld zijn met die van contractuelen. Specifieke begeleidende maatregelen worden voorzien voor de meest getroffen beroepsgroepen, met name leerkrachten, die een langere overgangsperiode krijgen voor de aanpassing van hun verhogingscoëfficiënt.
Deze supernota markeert een belangrijke stap in de gesprekken over de pensioenhervorming, maar de onderhandelingen blijven spannend. Hoewel vakbonden enkele aanpassingen toejuichen, blijven er meningsverschillen bestaan, vooral over de afschaffing van de gezinspensioenen en de strengere criteria voor het minimumpensioen.
Met hervormingen die tot 2062 worden uitgerold, is het debat over de balans tussen budgettaire houdbaarheid en sociale rechtvaardigheid verre van afgerond.