Bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers is een wetsvoorstel ingediend om de zwaarte van het werk in de zorgsector te erkennen. Dit initiatief, gesteund door Daniel Bacquelaine (MR), Florence Reuter (MR), Denis Ducarme (MR) en Benoît Piedboeuf (MR), kwam voort uit de noodzaak om de werkomstandigheden van zorgverleners na de COVID-19-crisis beter te erkennen.
Het project bleef onaangeroerd sinds 2018, toen de sociale partners het niet eens konden worden over de exacte criteria van zwaar werk. Dit wetsvoorstel past in een bredere hervorming van ons pensioenstelsel en beantwoordt aan de eisen van zorgprofessionals die vaak onder moeilijke en belastende omstandigheden werken. Als het wordt goedgekeurd, kan het een basis vormen voor een nieuwe manier om zwaar werk in de pensioenberekening op te nemen in vele sectoren.
Het voornaamste doel van deze hervorming is het toekennen van specifieke voordelen aan werknemers in de zorgsector door de zwaarte van hun werk te erkennen. Deze beroepen, die gekenmerkt worden door een grote fysieke en mentale belasting, zouden een waardering van hun werkjaren krijgen om een vervroegde pensionering mogelijk te maken, echter niet voor de leeftijd van 60 jaar.
De voorwaarden voor zwaarte worden gedefinieerd aan de hand van specifieke criteria: fysieke belasting (zware lasten, houdingen), werkorganisatie (onregelmatige uren), veiligheidsrisico’s (blootstelling aan gevaarlijke stoffen, infectierisico’s) en mentale of emotionele belasting (direct contact met het leed van patiënten). Het project beoogt een concrete oplossing te bieden voor de dagelijkse uitdagingen waarmee deze professionals worden geconfronteerd.
Een van de belangrijkste maatregelen van het voorstel is de oprichting van een berekeningsbasis voor zware beroepen, een systeem waarmee periodes van zwaar werk kunnen worden geregistreerd en gewaardeerd. Deze rekening werkt als een hulpmiddel om extra pensioenrechten te verwerven. Diensten verricht in erkende zware functies geven recht op een maandelijkse bonus, gebaseerd op een zwaartecoëfficiënt van 0,15. Deze coëfficiënt zou van toepassing zijn op de "daadwerkelijk verrichte diensten", waarvan de exacte definitie door de ministerraad moet worden bepaald. Concreet zou elke maand in een zware functie gelijkstaan aan 1,15 gewerkte maanden. Volgens de indieners van het wetsvoorstel is "de keuze voor deze coëfficiënt van 0,15 voor de zorgsector niet willekeurig. Het is het resultaat van lange besprekingen met vertegenwoordigers van de werknemers, eerst bij het Nationaal Pensioencomité en later bij Comité A", die zes jaar eerder plaatsvonden.
De berekeningsbasis voor een zwaar beroep zou van toepassing zijn op alle pensioenstelsels (openbaar, privé, zelfstandig) en zou betrokken werknemers in staat stellen hun pensioen vroeger op te nemen naargelang het aantal verzamelde maanden. Zo kan een zorgverlener met 10 jaar (120 maanden) in een zware functie, zijn pensioendatum met meerdere maanden vervroegen dankzij zijn zwaarterekening. Die 120 maanden zouden namelijk meetellen als 138 maanden, oftewel 18 maanden extra!
Volgens het wetsvoorstel moeten werknemers minstens 10 jaar in een erkende zware functie hebben gewerkt om van deze maatregelen te kunnen gebruik maken. Deze minimale periode wordt door de indieners van het wetsvoorstel noodzakelijk geacht om voldoende blootstelling aan risico’s van zwaar werk te garanderen, en dus een bonus te rechtvaardigen.
Voor werknemers die vóór de inwerkingtreding van de wet zware functies hebben uitgeoefend, is een overgangsperiode voorzien. De jaren die vóór 1 januari 2026 in een zware functie zijn gewerkt, kunnen ook worden meegenomen, met een coëfficiënt van 0,05. Dit voorkomt dat degenen die al meerdere jaren hebben gewerkt vóór de goedkeuring van de wet, worden benadeeld.
Een andere vernieuwing in de tekst is de invoering van een zwaartebonus. Deze maatregel beloont werknemers die, ondanks de erkenning van de zwaarte van hun functie, ervoor kiezen hun loopbaan niet vroegtijdig te beëindigen. De bonus wordt berekend op basis van de pensioenbedragen die de werknemer zou hebben ontvangen indien hij bij de eerste mogelijke datum met pensioen zou zijn gegaan, en wordt toegevoegd aan het uiteindelijke pensioenbedrag.
De erkenning van zwaarte kan ook direct invloed hebben op de pensioenberekening. Zoals eerder vermeld, voorziet het voorstel in een bonificatie voor jaren die als zwaar worden erkend. Als deze bonificatie vervroegde pensionering mogelijk maakt, heeft het ook een ander voordeel. Stel dat u besluit geen gebruik te maken van het vervroegde pensioen dat door dit wetsvoorstel wordt geboden: dan zal uw pensioen worden verhoogd volgens een specifieke coëfficiënt. Met andere woorden, voor dezelfde duur van zwaar werk vergeleken met een niet-zwaar beroep, zal het pensioen van een werknemer met een erkende zware functie worden verhoogd met een specifieke coëfficiënt (die nog moet worden vastgesteld tijdens de debatten). Voor werknemers die vroeger met pensioen gaan dankzij de erkenning van de zwaarte, zal hun pensioen worden berekend op basis van de gewerkte jaren, verhoogd door de zwaartebonuscoëfficiënt.
Indien het voorstel in zijn huidige vorm wordt aangenomen, zal het op 1 januari 2026 van kracht worden. Vanaf die datum kunnen de eerste zwaarte-erkenningen worden toegepast, zodat zorgprofessionals met pensioen kunnen gaan volgens de nieuwe regels. De diensten die vanaf deze datum worden verricht, evenals die van de afgelopen tien jaar, komen in aanmerking voor opname in de zwaarterekening.
Dit wetsvoorstel is een belangrijke stap in de hervorming van het Belgische pensioenstelsel en biedt een antwoord op de meest veeleisende beroepen in de zorgsector. De zwaarterekening en de bijbehorende maatregelen, zoals de zwaartebonus, bieden een betere waardering van de loopbaan van degenen die zich dagelijks inzetten voor het welzijn van anderen. Het is nog af te wachten hoe dit hervormingsvoorstel door de parlementsleden zal worden ontvangen en of het aan de verwachtingen van de betrokken professionals zal voldoen.