De statistieken van het Federaal Planbureau, gepubliceerd in 2024, onthullen een aanzienlijke ongelijkheid tussen de pensioenen van mannen en vrouwen. In 2021 bedroeg de pensioenkloof tussen de geslachten (Gender Pension Gap, GPG) in de Europese Unie 27%. Dit betekent dat vrouwen gemiddeld 27% minder pensioen ontvangen dan mannen. In België bedroeg deze kloof 26%, net onder het Europese gemiddelde. Malta vertoont de grootste kloof (41,8%), terwijl Estland de kleinste kloof heeft (4,7%).
Het is belangrijk om de GPG in samenhang te bekijken met de Gender Pension Coverage Gap (GPCG), aangezien helemaal geen pensioen ontvangen ongetwijfeld erger is dan een laag pensioen krijgen. De GPCG meet het verschil in het aandeel 65-plussers dat een pensioen ontvangt tussen mannen en vrouwen. In ongeveer de helft van de EU-landen is deze kloof nul of bijna nul, wat betekent dat er weinig verschil is tussen mannen en vrouwen in termen van pensioenrechten.
Opvallend is dat België een grotere GPCG heeft dan zijn buurlanden. Dit betekent dat een groter aandeel vrouwen ouder dan 65 jaar geen eigen pensioen ontvangt, deels als gevolg van het systeem van het gezinsbedrag voor pensioenen, dat volgens het hervormingsplan van de regering-Arizona geleidelijk zal verdwijnen.
Vrouwen hebben vaak lagere beroepsinkomens dan mannen, als gevolg van beroepskeuzes, minder werkervaring door deeltijds werk of loopbaanonderbrekingen, en genderdiscriminatie. In 2020 bedroeg de loonkloof per uur gemiddeld ongeveer 5% voor alle leeftijdsgroepen, behalve voor 55- tot 64-jarigen.
Vrouwen hebben doorgaans kortere loopbanen dan mannen vanwege traditionele gezinsmodellen en zorgtaken. Desondanks is de arbeidsparticipatie van vrouwen in de afgelopen 50 jaar aanzienlijk toegenomen.
Een groter aandeel vrouwen werkt deeltijds in vergelijking met mannen. In 2021 werkte ongeveer 42,5% van de werkende vrouwen in België deeltijds, tegenover slechts 11,8% van de mannen.
Het pensioenstelsel kan deze ongelijkheden verminderen of versterken. In België bevat het stelsel momenteel verschillende mechanismen die de gevolgen voor mensen met een korte loopbaan of lage inkomens compenseren. Dit omvat de gelijkgestelde periodes (die de regering-Arizona wil inperken), het minimumpensioen, de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) en het loonplafond (dat het maximaal in aanmerking genomen jaarloon beperkt). Deze maatregelen hebben doorgaans een grotere impact op vrouwen dan op mannen, omdat vrouwen traditioneel kortere loopbanen en lagere lonen hebben.
Om de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen, kunnen de volgende beleidsmaatregelen worden overwogen:
De actieve vrouwen van vandaag verschillen aanzienlijk van vorige generaties, wat een impact zal hebben op hun pensioenberekeningen.
Steeds meer vrouwen volgen hoger onderwijs en hebben langere en doorlopende carrières. Deze trend helpt de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen. Volgens gegevens uit 2022 daalde de totale pensioenkloof van 24% in 2019 naar 21% in 2022, wat wijst op een verbetering door meer volwaardige en beter betaalde loopbanen voor vrouwen.
Hoewel de loonkloof afneemt, blijft er een verschil bestaan. In 2018 verdienden vrouwen per uur gemiddeld 6% minder dan mannen, tegenover 10,2% in 2010, volgens het Federaal Planbureau. Dit inkomensverschil, samen met kortere of onderbroken loopbanen, resulteert in lagere pensioenen voor vrouwen.
In 2017 lag het gemiddelde pensioen van vrouwen 31% lager dan dat van mannen. Zonder minimumpensioenen zou deze kloof zelfs 37% bedragen, aangezien deze maatregelen vooral vrouwen ten goede komen.
Pensioenen worden meestal berekend op basis van ontvangen lonen en loopbaanlengte. Dankzij langere loopbanen en hogere lonen zouden actieve vrouwen vandaag een hoger pensioen moeten ontvangen dan vorige generaties. Toch blijven er uitdagingen bestaan, zoals deeltijds werk en loopbaanonderbrekingen door familiale verantwoordelijkheden, die de pensioenrechten van vrouwen nog steeds negatief kunnen beïnvloeden.
De evolutie van vrouwen op de arbeidsmarkt, met hogere opleidingsniveaus, langere loopbanen en een geleidelijke verkleining van de loonkloof, zou een positieve invloed moeten hebben op de berekening van hun toekomstige pensioenen. Toch blijft het essentieel om beleid te voeren dat loongelijkheid bevordert en periodes van loopbaanonderbreking voor zorgtaken erkent, om volledige gelijkheid in pensioenen tussen mannen en vrouwen te garanderen.