Brussel, 4 november 2024 - Het is officieel, Bart De Wever heeft zijn ontslag gegeven. De koning heeft hem gevraagd nog enkele consultatiegesprekken te voeren, waardoor zijn mandaat tot 12 november wordt verlengd. Voordat hij zijn ontslag gaf, had De Wever geprobeerd de besprekingen te herstarten door een laatste onderhandelingsnota voor te stellen, die uiteindelijk werd verworpen, met name door Vooruit. Conner Rousseau bekritiseert het feit dat de grote vermogens niet genoeg zouden bijdragen aan de fiscale inspanning. Zo zullen deze voorstellen niet worden aangenomen, maar is het toch relevant om ze te bespreken.
België staat voor een grote uitdaging als het gaat om de financiering van haar pensioenen. Tegen 2070 zullen de aan de vergrijzing gerelateerde sociale uitgaven in België met 4,1% van het bbp stijgen, tot 30% van het bbp - aanzienlijk hoger dan het Europese gemiddelde dat op 25,6% zal liggen. Geconfronteerd met deze situatie, heeft De Wever een belangrijke, maar niet allesomvattende (in de zin van het pensioenrekeningproject) hervorming van het pensioenstelsel voorgesteld.
De prognoses van het Planbureau tonen aan dat de budgettaire last van de vergrijzing vooral tussen 2023 en 2050 (+3,9 procentpunt van het bbp) zal toenemen, voordat deze tussen 2050 en 2070 (+0,3 procentpunt) afzwakt. Zonder ingrijpende hervormingen dreigt de houdbaarheid van het Belgische pensioenstelsel in gevaar te komen, wat niet alleen toekomstige pensioenen, maar ook andere overheidsprioriteiten zoals openbare investeringen, herindustrialisering en steun aan kmo's in gevaar kan brengen.
- Invoering van een malus/bonus-systeem: verlaging van het pensioenbedrag bij vervroegde uittreding, en verhoging bij uitstellen voorbij de wettelijke leeftijd
- Beperking van de gelijkgestelde perioden: vanaf 2025 zouden perioden zonder arbeid die meer dan 20% van de loopbaan uitmaken, niet langer in aanmerking zijn genomen
- Mogelijkheid om vanaf 60 jaar met vervroegd pensioen te gaan na 42 jaar effectieve arbeid
- Geleidelijke verhoging van de loopbaanvoorwaarde voor toegang tot het minimumpensioen: 35 jaar loopbaan tegen 2029
- Harmonisering van de toegangsvoorwaarden tussen werknemers, ambtenaren en zelfstandigen, voor meer billijkheid tussen de pensioenstelsels
- Berekening op basis van effectieve werkdagen
- Geleidelijke vervanging van het overlevingspensioen door een tijdelijke overgangsuitkering
- Aanmoediging van "splitsing" van pensioenrechten in huwelijkscontracten
- Geleidelijke afschaffing van het gezinspensioen
- Geleidelijke alignering van de bevoorrechte regelingen (militairen, NMBS) op het algemene stelsel
- Afschaffing van de bevoorrechte stelsels voor diensten gepresteerd vanaf 2025
- Verlenging van de referentieperiode voor de berekening van ambtenarenpensioenen
- Harmonisering van de voorwaarden voor vervroegd pensioen tussen de drie stelsels
- Verplichting van een werkgeversbijdrage van minstens 3% voor aanvullende pensioenen
- Meer flexibiliteit in het moment van opname van het pensioenkapitaal
- Stabiel fiscaal kader om de ontwikkeling van aanvullende pensioenen aan te moedigen
- Geleidelijke uitdoving van het ziektepensioenstelsel
- Beperking van de verloven voorafgaand aan het pensioen
- Afschaffing van de pensioenperequatie
- Afschaffing van de automatische pensionering op de wettelijke leeftijd
- Harmonisering van de herwaarderingscoëfficiënten met die van werknemers
- Garantie van een stabiel fiscaal kader voor aanvullende pensioenen
Dit voorstel voor een ambitieuze hervorming beoogde de duurzaamheid van het Belgische pensioenstelsel te waarborgen in het licht van de demografische vergrijzing. In de geest ervan steunde het op de principes van financiële houdbaarheid, intergenerationele billijkheid, gendergelijkheid en de versterking van het verband tussen effectieve arbeid en pensioenrechten. De geleidelijke invoering ervan en de eerbiediging van de verworven rechten werden gepresenteerd als de garanties voor een billijke overgang. Voor Conner Rousseau waren dit echter al te ingrijpende besparingen en opofferingen